[RAW]
Ga
direct naar een beginletter: A B C D E F G H I J K
L M N O P Q R S T U V W X
Y Z
ADSL: Zie
DSL
Analoog: Voor
de conventionele doorgifte van televisie en telefonie
wordt gebruik gemaakt van analoge technologie, waarbij
data wordt weergegeven door elektrische signalen. Bij
digitale transmissie wordt data opgedeeld in getallen
(bits), dit is niet zo bij analoge transmissie.
AORTA (Always
On, Ready To Access): De wereldwijde IP backbone van
UPC , die Amsterdam, Frankfurt, Straatsburg, Parijs,
Brussel en Londen met elkaar verbindt, met een capaciteit
van 2,5 gigabit per seconde. AORTA verbindt ook andere
steden in Europa, Scandinavië, Noord-Amerika en
Australië.
ASP
(Application Service Provider): Bedrijf dat
particulieren en ondernemingen via internet toegang
biedt tot applicaties en verwante diensten die anders
moeten worden geïnstalleerd op hun eigen pc’s
of bedrijfsservers.
Backbone: Transmissiekabel
die data transporteert voor kleinere lijnen die ermee
in verbinding staan.
Bandwidth
(bandbreedte): Doorgiftecapaciteit van een
netwerksysteem. Bandbreedte wordt meestal gedefinieerd
in bits per seconde en gewoonlijk omschreven als ‘groot’ (breedband)
of ‘klein’ (smalband).
Basic
cable (basis kabelaanbod): Een basis kabeldienstcontract
biedt klanten een vast aanbod van televisie- en radiokanalen
voor een vast maandelijks bedrag. Hierbij zijn geen
extra betaaldiensten inbegrepen.
Bps
(Bits per seconde): Een meeteenheid van de
snelheid waarmee data worden getransporteerd van de
ene naar de andere plaats.
Broadband
(breedband): De term breedband is vaak subjectief
en afhankelijk van de omgeving en de gebruikte technologie.
Via een breedbandverbinding geschiedt de doorgifte
sneller dan voorheen gebruikelijk was.
Cable
TV (CATV) (kabeltelevisie): Ontvangst van
televisiesignalen via de kabel in plaats van door de
lucht.
Caching: Wanneer
een website is opgevraagd, wordt hij opgeslagen op de
caching server van het netwerk. De volgende keer dat
een op het netwerk aangesloten gebruiker diezelfde website
opvraagt, kan deze worden gevonden op de lokale caching
server, zonder dat er gezocht hoeft te worden op internet.
CLEC
(competitive local exchange carrier): Een
bedrijf dat concurreert met bestaande lokale telefoniebedrijven
door een eigen netwerk en ‘switching’ (doorverbinden)
aan te bieden. De term onderscheidt nieuwe of potentiële
concurrenten van de gevestigde lokale telefonie-aanbieders.
Coax-kabel: Een
kabelsoort met grote capaciteit die wordt gebruikt voor
communicatie en video. Coax-kabel wordt gebruikt door
kabelbedrijven tussen hun glasvezelnetwerk (‘loop’)
en de gebruikers.
Convergentie: Het
verschijnsel waarbij twee of meer zaken samenkomen, bijvoorbeeld
content en doorgifte, spraak- en datatransmissie en vaste
en mobiele telefonie.
CPE
(customers premises equipment): apparatuur
die bij de klant wordt geïnstalleerd voor het
ontvangen van diensten.
DBS
(Direct Broadcast Satellite): Krachtige satelliet,
die in staat is tv-signalen van een satelliet naar
een huishouden te verzenden, voor de ontvangst van
meerdere kanalen via een kleine antenne (30-60 cm).
Digitaal: Elektronische technologie die data voortbrengt, opslaat en
verwerkt in bits en bytes. Digitaal maakt exacte opslag van informatie
mogelijk – of het nu gaat om data, spraak, muziek of video – waardoor
perfecte reproductie mogelijk is met hoge snelheid.
DMC
(Digital Media Center): chellomedia’s
coördinatiecentrum in Amsterdam voor het uitzenden
van programma’s alsmede het facilitair centrum
voor videodiensten zoals ‘video-on-demand’ en ‘near-video-on-demand’.
Eurohits is onderdeel van het DMC.
DOCIS: zie
EURODOCIS
Downstream:
Term die wordt gebruikt voor dataverkeer van het ‘head-end’ naar
de gebruiker.
DSL
(Digital Subscriber Lines): Een technologie
om informatie, die hoge bandbreedte vereist, te transporteren
via ‘gewone’ koperen telefoonlijnen. xDSL
staat voor de verschillende variaties van DSL, zoals
ADSL (asymmetrische DSL) en HDSL (hoge bitsnelheid
DSL).
DTH
(Direct to Home): DTH wordt vaak gebruikt
om particuliere satellietcommunicatie te beschrijven.
DVB
(Digital Video Broadcasting): Een set van
standaarden die digitale transmissie via satelliet,
kabel of andere media definieert.
DWDM
(Dense Wavelength Division Multiplexing): Een
technologie die laserstralen gebruikt om het licht
dat door glasvezelkabels verzonden wordt te splitsen
in veertig verschillende kleuren, waarbij iedere kleur
net zoveel data kan transporteren als voorheen het
enkele, witte lichtsignaal. Met deze technologie kunnen
triljoenen bits per seconde (Tbps) over een enkele
glasvezelkabel worden getransporteerd.
EBT
(Extended Basic Tiers): De frequentieruimte
op het kabelnetwerk dat voor andere diensten dan de
basis kabel TV dienst wordt gebruikt.
Encrypt: Het
coderen van data om ze onleesbaar te maken. Alleen met
de juiste softwaresleutel is het mogelijk de gecodeerde
data te decoderen.
Euro-DOCSIS
(European Data Over Cable Service Interface Specification): Een
industriële standaard die specificeert hoe kabelmodems
communiceren via televisiekabels. Een Euro-DOCSIS-modem
werkt met ieder kabeltelevisienetwerk dat Euro-DOCSIS
geschikt is.
Eurohits
(Euro Headend in the Sky): Een UPC-onderneming
die onderdeel is van DMC. Deze onderneming verzorgt
de technische faciliteiten, waaronder de distributie
van ‘near video on demand’-films naar lokale
servers in Europa voor doorgifte via de lokale kabelsystemen.
Eurohits biedt klanten ook centraal abonneebeheer en
conditionele toegangssystemen.
EPG
(Electronic Programme Guide): Een gids op
het scherm van de TV die via de afstandsbediening verschillende
programma-opties aanbiedt waardoor de kijker zijn televisiekijken
kan plannen zonder papieren televisiegids. Het is mogelijk
om vanuit de EPG te ‘zappen’ naar een specifiek
programma wanneer dat wordt uitgezonden. Bovendien
biedt de EPG extra informatie over een programma en
kan het helpen herinneren aan het beginnen van een
bepaald programma.
Fibre: zie
glasvezel.
Glasvezel: Een
dunne, glazen draad die is ontwikkeld voor de transmissie
van licht met een transmissiecapaciteit van triljoenen
bits per seconde. Glasvezel heeft een aantal voordelen
ten opzichte van elektriciteitsstromen door metalen draden,
zoals een lager foutpercentage, langere afstanden zonder
versterkers, hogere veiligheid en een aanzienlijk lager
gewicht.
Head-end
(kopstation): Het controlecentrum van een
kabeltelevisiesysteem, waar binnenkomende signalen
worden versterkt, omgezet, verwerkt en gecombineerd
tot een kabelsignaaal dat geschikt is voor doorgifte
naar abonnees. Het systeem omvat gewoonlijk antennes,
voorversterkers, frequentie-converters, demodulatoren,
modulatoren, processors en ander soortgelijke apparatuur.
HDTV
(High Definition Television): Televisie standaard
die meer beeldlijnen gebruikt en daarmee een hogere
resolutie biedt. In Japan gebruikt men al vele jaren
een analoge versie van HDTV met 1050 beeldlijnen, in
de Verenigde Staten van Amerika gebruikt men sinds
enige tijd een digitale variant van HDTV. In Europa
zijn er twee digitale varianten, te weten 1050p en
720i.
HFC
(Hybrid Fibre-Coax): Een communicatienetwerk,
vaak een kabeltelevisienetwerk, dat bestaat uit een
combinatie van glasvezel en coax-kabel. De hoge-snelheid
backbone bestaat uit glasvezel en de coax-kabels worden
gebruikt voor het laatste gedeelte (‘last mile’)
om gebruikers met de backbone te verbinden.
IEG
(Interactive Entertainment Guide): Gaat een
stap verder dan de elektronische programmagids (EPG)
door zowel interactieve opties aan te bieden als de
mogelijkheid ‘near video on demand’-films,
evenementen en overige diensten te bestellen, zoals
bioscoop- en theaterkaartjes etc. Gebruikers kunnen
de IEG instellen naar hun eigen voorkeuren en smaak,
en biedt zo gepersonaliseerde service.
IP
(Internet Protocol): Technische standaards
die specificeren hoe datapakketten op internet worden
doorgestuurd. Het vormt de basis van het internet.
IPPV
(Impulse Pay Per View): Een individueel opvraagsysteem
met een vast programmaschema. Programma’s kunnen
worden gekocht volgens de beschikbaarheid van dit vaste
schema. De klant betaalt alleen voor de programma’s
die hij kiest. Dit systeem werkt volgens een analoog
patroon.
ISP
(Internet Service Provider): Een bedrijf dat
ondernemingen en particulieren toegang geeft tot internet.
LAN
(Local Area Network): Een communicatienetwerk
dat gebruikers binnen een bepaald geografisch gebied
als een gebouw of bedrijvenpark met elkaar verbindt.
Last
Mile: Het laatste (niet-glasvezel) gedeelte
van de verbinding tussen de exploitant en de klant.
De ‘last mile’ bestaat uit gedraaid koperdraad,
coax-kabel of een draadloze verbinding.
Local
Loop: De verbinding tussen een klant en het
NOC van de telefoon- of kabelmaatschappij.
LMDS
(Local Multipoint Distribution Service): Een
tweewegs, draadloos netwerk met hoge capaciteit waarover
draadloos bellen, vaste telefoniediensten en datadiensten
worden getransporteerd. breedband A new, high-capacity,
two-way, wireless, fixed voice and data communication
service. Deze dienst vereist dat de verzendende en
ontvangende antenne elkaar kunnen ‘zien’,
waarbij de afstand tussen de antennes maximaal 6 kilometer
mag zijn. LMDS biedt snelheden tot 1.5 Gbps downstream
en 200 Mbps upstream.
Modem: Een
modem converteert een digitale bitstroom naar een analoog
signaal en vice versa. Een kabelmodem is een apparaat
dat tussen een computer en de televisiekabelaansluiting
wordt geplaatst en communicatie tussen een computer en
het lokale kabeltelevisienetwerk mogelijk maakt.
MMDS
(Multi-channel Multipoint Distribution Service): Een
digitale, draadloze transmissiedienst die vereist dat
de verzendende en ontvangende antenne elkaar kunnen ‘zien’,
waarbij de afstand tussen de antennes maximaal 24 kilometer
is. Voornamelijk ontwikkeld als een draadloos doorgiftemedium
voor kabeltelevisie.
MPEG
(Motion Picture Expert Group): Voorgestelde
Internationale Standaard Organisatie (ISO)-standaard
voor digitale audio- en videocompressie voor bewegende
beelden. De voornaamste doelstelling van het MPEG ontwikkelproces
was te komen tot compleet digitale doorgifte van video
van professionele kwaliteit.
MP3: Een
technologie voor audiocompressie die het mogelijk maakt
geluid van cd-kwaliteit te downloaden van internet. Ontwikkeld
in Duitsland als onderdeel van de MPEG specificaties.
MPLS: Multi-protocol
label switching
MSO
(Multiple System Operator): Bedrijf dat meer
dan één kabelsysteem bezit en beheert.
Narrowband
(smalband): Smalband wordt gebruikt om datatransmissie
via een lage bandbreedte te omschrijven. Inbelverbindingen
(dial-up) zijn typische smalbandverbindingen.
NOC
(Network Operations Center): Centrum dat verantwoordelijk
is voor het dagelijkse beheer en onderhoud van een
netwerk.
NVOD
(Near Video On Demand): Een individueel opvraagsysteem
voor films en evenementen. Programma’s worden
bijvoorbeeld iedere vijftien minuten gestart. De klant
ziet de beschikbaarheid en betaalt voor de programma’s
die hij aanvraagt.
Node: Een
kruispunt of een verbindingspunt in een netwerk.
Packet
Switching: Een methode die gebruikt wordt
om data te verplaatsen op het internet. Met packet
switching worden alle data die uit een machine komt
in kleine delen gesplitst. Ieder datapakketje heeft
zowel het adres van waar het gekomen is als het adres
waarnaar het op weg is. Hierdoor kunnen datapakketjes
van verschillende bronnen dezelfde lijnen gebruiken
en door speciale machines op de juiste route gezet
worden. Op deze manier kunnen veel mensen tegelijkertijd
dezelfde lijnen gebruiken.
Portal: Een
website die zich profileert als ideale thuisbasis van
waaruit internetgebruikers hun zoektocht op het internet
starten.
PSTN
(Public Switched Telephone Network): Lokaal,
nationaal of internationaal netwerk ontwikkeld voor
klassiek telefoonverkeer.
PTO
(Public Telecommunications Operator): Operator
van PSTN diensten.
PVR
(Personal Video Recording): video recorder
met harde schijf die geïntegreerd is in sommige
set-top boxen. Kan afhankelijk van de capaciteit van
de schijf tot een paar honderd uur aan programma’s
opnemen.
QOS
(Quality Of Service): Term die meestal wordt
gebruikt in combinatie met ‘Service Level Agreement’ (SLA).
RFS
(ready for service): Term om een gebied aan
te geven dat de mogelijkheid heeft om breedbanddiensten
te ontvangen, meestal als gevolg van de aanwezigheid
van een kabelnet.
SDH
(Synchronous Digital Hierarchy): Een standaard
technologie voor synchrone datatransmissie via optische
media. Het is het internationale equivalent van SONET.
Beide technologieën bieden snellere en goedkopere
netwerkverbindingen dan traditionele apparatuur. SDH
gebruikt transportmodules van maximaal 10Gbps.
Set
Top Box of Set Top Computer: Kabeltelevisie-apparatuur
dat boven op een televisie wordt geplaatst en waarmee
andere diensten dan de standaard kabeldiensten toegankelijk
worden. Een verscheidenheid aan nieuwe ‘set top
boxen’ wordt momenteel ontwikkeld om internet
en interactieve televisie aan te kunnen bieden.
SMATV
(Satellite Master Antenna Television Service): Systeem
dat een groep televisietoestellen bedient, bijvoorbeeld
binnen een flat of hotel, en dat gebruik maakt van één
centrale antenne om uitzend- en/of satellietsignalen
op te vangen.
SOHO
(Small Office Home Office): Term voor een
klein kantoor of een kantoor aan huis.
Streaming: Het bezorgen van datapakketten met een constante snelheid,
waardoor ononderbroken spraak-, muziek- en videotransmissie en -weergave
mogelijk worden.
TCP/IP
(Transmission Control Protocol/Internet Protocol): De
basis communicatietaal of protocol van het internet.
Triple
Play: Het leveren van spraak-, video- en datadiensten
via een enkel netwerk.
Twisted
Pair: Een draad met een kleine diameter die
veel gebruikt wordt voor telefonie en netwerken. Met
een proces dat door Graham Bell in 1881 gepatenteerd
is, worden de draden om elkaar gewonden om zo de storing
van andere ‘twisted pairs’ in de kabel
te minimaliseren.
UMTS
(Universal Mobile Telecommunications System): De
Europese implementatie van het derde generatie mobiele-telefoniesysteem,
de opvolger van GSM. Het is de bedoeling dat UMTS wereldwijde
roaming, streaming video en persoonlijke diensten gaat
bieden.
Upstream: Term
die wordt gebruikt voor dataverkeer van de gebruiker
naar het ‘head-end’.
VAN
(Value-Added Networks): Private computernetwerken
die meer diensten bieden dan alleen datatransmissie,
zoals automatische foutmelding en -verbetering, protocolconversie
en het doorsturen van berichten.
VOD
(Video On Demand): Deze videodienst geeft
de klant de mogelijkheid op een willekeurig tijdstip
te kiezen welke film of welk programma uit een groot
assortiment hij wil bekijken. De klant betaalt per
programma.
VOIP
(Voice Over IP): Het verzenden van digitale
spraaksignalen via de IP-netwerkinfrastructuur in plaats
van via traditionele telefoonlijnen.
VPN
(Virtual Private Network): Een privé netwerk
dat softwarematig gebouwd is binnen een publiek netwerk.
WiFi
(Wireless Fidelity): Technology voor draadloze
datacommunicatie.
WLAN
(Wireless Local Access Network): draadloos
lokaal netwerk (zie LAN)
WLL
(Wireless Local Loop): Een systeem dat abonnees
via draadloze communicatie met een vast netwerk verbindt.
N.B.
De basis voor deze glossary is UPC’s verklarende
begrippenlijst. die in juni 2003 verscheen onder redactie
van Toon Diegenant. Voor deze begrippenlijst is een
aantal bronnen geraadpleegd, waaronder techweb.com,
whatis.com, SSSB’s industry report en diverse
IT-rapporten. De BTN redactie zal deze lijst regelmatig
actueel houden.Deze lijst publiceren we alleen ter
informatie; er kunnen geen rechten aan worden ontleend.
De redactie ontvangt graag opmerkingen en aanvullingen. Stuur
deze naar ons e-mailadres.
[/RAW]