Freddy Thyes, voormalig algemeen directeur, haalt herinneringen op in een interview, zoals dat in Luxemburg werd gepubliceerd. Hier in een Nederlandse vertaling.
Q. Mijnheer Thyes, u stond aan de wieg van RTL in Nederland. Wat was de aanleiding voor dit project?
FT. CLT, tegenwoordig de RTL Group, runde al voor die tijd een Nederlandstalige zender onder leiding van Hubert Terheggen. In Nederland was de Engelstalige zender Radio 208 Radio Luxemburg “The station of the stars” ook heel populair. Op televisiegebied had RTL al met het niet gerealiseerde satellietproject LUXSAT mee helpen plannen aan een Nederlandstalige zender.
Vandaar de belangstelling van RTL voor Nederland. De eigenlijke aanleiding voor het project was echter de Nederlandse mediawet die op 01-01-1988 inwerking trad.
Q. Wat was er zo bijzonder aan deze wet?
FT. Dan moet u weten dat de Nederlandse overheid een zeer uitgekiend publiekrechtelijk omroepsysteem heeft gerealiseerd, dat gebaseerd is op sociologisch-religieus-politiek pluralisme. Dit systeem (het zogenaamde ‘bestel’) maakte het voor de overheid mogelijk om de televisieactiviteiten in het land pluriform te organiseren en tegelijkertijd onder controle te houden. Het systeem sloot commerciële televisie uit. De nieuwe wet echter regelde de toegang van buitenlandse zenders tot het Nederlandse kabelsysteem, waarmee meer dan 95% van de huishoudens werd en wordt bereikt.
Q. In hoeverre was dit dan van belang voor RTL?
FT. In de nieuwe mediawet was vastgelegd dat commerciële televisie in Nederland verboden was en dat een buitenlandse zender, om toegang te krijgen tot de kabelnetwerken in Nederland, in het bezit moest zijn van een omroeplicentie in het eigen land en daar ook via een aardse frequentie te ontvangen moest zijn. Het op de Nederlandse kabelnetwerken gezette signaal moest volledig overeenstemmen met het originele signaal. Bovendien was het voor Nederlandse televisiebedrijven verboden om een nieuwe vennootschap in het buitenland op te richten om zo de wet te ontduiken.
De commerciële televisie was in andere Europese landen al een feit en in Nederland hing deze in de lucht. Verschillende Nederlandse mensen uit medialand zagen in de nieuwe wet de mogelijkheid om commerciële televisie in Nederland vanuit het buitenland op te zetten. Omdat CLT een sinds vele jaren in Luxemburg gevestigde omroepmaatschappij was en al in Duitsland en België op soortgelijke wijze te werk was gegaan, waren wij theoretisch voor Nederlandse mediabedrijven een interessante kruiwagen voor commerciële televisie op de Nederlandse markt, en dat in het kader van de nieuwe mediawet.
Q. Waarom theoretisch?
FT. Tja, men kon de wet immers verschillend interpreteren. En het was destijds bij lange na niet zeker of onze interpretatie en die van Nederlandse mediabedrijven in Nederland zelf zo werd opgevat. Ook was de vraag of in geval van het realiseren van dit project de Nederlandse overheid een commerciële zender uit Luxemburg niet als indringer zou opvatten en naar de rechter zou stappen. En dat gebeurde wat later dan ook. Bovendien moest er rekening worden gehouden met de politieke betrekkingen tussen Nederland en Luxemburg.
Q. Heeft RTL er dan óndanks al deze bezwaren toch voor gekozen om het project te starten?
FT. RTL was er door al deze moeilijkheden niet erg happig op om dit project op te starten. Er mag niet worden vergeten dat RTL pas in de kinderschoenen stond met RTL+ (tegenwoordig RTL Televisie) in Duitsland, met M6 in Frankrijk en RTL-TVi in België. RTL was dus sterk aan het groeien en werd met grote investeringen geconfronteerd.
In mijn toenmalige functie als televisiedirecteur voerde ik gesprekken met enkele Nederlandse mediabedrijven. Ik had het dagelijks bestuur voorgesteld om deze mogelijkheid een kans te geven en een projectteam te benoemen dat een studie moest doen naar de mogelijkheden. De toenmalige toegevoegde algemeen directeur van CLT, Jules Felten, steunde dit. De voorzitter en algemeen directeur Gaston Thorn (redactie: voorheen premier van Luxemburg) was echter terughoudend en voorzag de politieke reacties waarmee hij vervolgens ook zou worden geconfronteerd. Een voorwaarde van zijn kant was bovendien dat CLT deze zender samen met Nederlandse partners moest exploiteren. Zowel om politieke als economische redenen, omdat het hiermee verbonden risico immers zeer hoog was.
Q. Dus ging u op zoek naar een partner?
FT. Zoals aangegeven werd er in die tijd contact met ons opgenomen door een aantal partijen die belangstelling toonden voor een Nederlandse commerciële televisiezender of zelfs al gevorderde plannen hadden. Onder andere noem ik Willem van Kooten en zijn Benelux TV Project; Peter Jelgersma, die Joop van den Ende zijn project TV 10 had geadviseerd en de media-adviseur Patrick Cox. Interessant was dat Patrick Cox vroeger voor RTL in Londen werkte en zo het LUXSAT-project kende en later bij Murdoch’s Sky Channel, dat echter geen belangstelling had voor zenders buiten Engeland. Patrick zocht ons op en legde ons een volledig uitgewerkt businessplan voor een amusementszender voor. Het daarin geplande investeringsvolume was ons echter te groot en dus wezen wij het af.
Ook vonden er meerdere gesprekken plaats met Joop van den Ende (TV10) in Parijs en Luxemburg. Joop was de grootste en een zeer succesvol televisieproducent die zowel de rechten voor grote televisiezenders bezat alsook bekende televisiepresentatoren onder contract had. Zijn ideeën gingen echter ook het door ons vastgelegde financiële kader te boven. En zo kwam er geen overeenkomst tot stand, helaas, moet ik tegenwoordig toegeven.
Er waren nog andere projecten. Onder andere het idee van een fusie van de publieke zenders AVRO-TROS-Veronica (ATV) met de grote Nederlandse uitgevers. Dit project was echter politiek niet haalbaar en voldeed ook niet aan de nieuwe wetgeving. Zo kwam het dat daarna het management van Veronica onder leiding van de toenmalige voorzitter Wout Bordewijk en Rob Out (‘Mister Veronica’), Peter de jager, Lex Harding en Ruud Hendriks bij ons in Luxemburg hun zegje kwamen doen en ons aanboden om samen met hun maatschappij Tornado B.V. een televisieproject te ontwikkelen. Dat was nodig omdat Veronica zélf al in het publieke bestel zat. De zender werd RTL Veronique gedoopt. Het idee was dat Veronica later commercieel zou worden en wij van CLT/RTL dan later een potentieel succesvolle combinatie RTL-Veronica konden vormen.
Q. Zodoende had RTL dus een Nederlandse strategische partner. Ik kan me echter voorstellen dat daarmee de financiering nog niet rond was?
FT. U slaat de spijker op de kop. Het tegendeel was het geval en zodoende stond het licht bij RTL nog steeds op rood. Twee leden van het projectteam bij CLT, Henri Roemer, destijds verantwoordelijk voor de PR, en Jean-Bernard Zeimet, toegevoegd financieel directeur, werden ermee belast om verdere partners te zoeken, hoofdzakelijk financiële partners. Zo kwam vervolgens de Merchant Bank (tegenwoordig ING) bij ons en ook Philips, dat destijds geïnteresseerd was in de invoering van de D2 Mac standaard. Dat was voor ons een gelukje. Hoewel D2-Mac nooit voet aan de grond kreeg, hadden wij een partner die ons -zowel via reclameopdrachten alsook door elektronische apparatuur als prijzen voor kansspelletjes – krachtig ondersteunde.
Q. En, kreeg u vervolgens groen licht?
FT. Ja en nee. CLT was uiterst voorzichtig en terughoudend. Het businessplan is weliswaar in de raad van commissarissen gepresenteerd en goedgekeurd, maar er waren toch nog steeds bezwaren en er was nog steeds geen dochtervennootschap. Ten slotte kreeg iemand – ik geloof dat het Jacques Neuen was, de toenmalige algemeen secretaris en hoofd juridische zaken van CLT – het schitterende idee om een zogenaamde ‘Vorbereitungsgesellschaft’ (voorbereidingsvennootschap) met het minimaal voorgeschreven wettelijke vermogen op te richten, die vervolgens ‘Radio Tele Vorbereitungsgesellschaft’, kortweg RTV werd genoemd. U ziet dus hoe voorzichtig de toenmalige verantwoordelijken bij CLT te werk gingen.
Q. Nu kon het dus van start gaan?
FT. Helaas niet. We moesten eerst onze juridische constructie nog afronden. Dus eerst een Luxemburgse omroeplicentie voor dit programma aanvragen en een aardse frequentie (kanaal 49) regelen, omdat wij ons immers volledig legaal als echte Europese zender met grensoverschrijdende oriëntatie wilden presenteren.
Q. Daarvoor had u echter ook nog een satelliettransponder nodig?
FT. Juist. Na een gespannen verhouding tussen de Luxemburgse satellietexploitant S.E.S. (ASTRA) en CLT – vanwege zeer verschillende doelstellingen – was de Nederlandstalige zender de doorbraak voor het eerste CLT-televisieprogramma op ASTRA – een reuzenstap naar normalisering van de betrekkingen en een in de daaropvolgende jaren zeer succesvolle samenwerking tussen S.E.S. en RTL.
Q. Met welk product, zeg programmaformat, wilde u dan voor de dag komen?
FT. Er was sprake van een groot aantal problemen. Op de eerste plaats moest het programma zich niet presenteren als een Nederlands programma, maar als een Europees programma dat zich tot alle in Europa wonende Nederlandse gemeenschappen richtte. Het moest dus internationaal georiënteerd en meertalig zijn. Dit werd ons geadviseerd door prof. Egbert Dommering, een in mediakwesties gespecialiseerde advocaat. Zonder prof. Dommering zou een en ander waarschijnlijk mislukt zijn.
We zijn er ook van uitgegaan dat TV10 de grote amusementszender en zodoende een sterke concurrent zou worden. We hebben dus een programmaformat uitgewerkt dat leek op dat van M6 in Frankrijk. Dus naast de internationale programma’s, veel muziekprogramma’s, films, series, nieuws en een paar kleinere Nederlandse programma’s, zoals spelletjes en magazins. Daartoe hebben we vervolgens samengewerkt met John de Mol Productions die destijds nog niet in Endemol aan Joop van den Ende gelieerd was.
We streefden dus naar het neerzetten van een jeugdige complementaire zender naast de te verwachten grote amusementszender TV10.
Voor de internationale programma’s maakten wij gebruik van opnamen van het RTL Orchester en sloten overeenkomsten met ‘Rete mia’ in Italië en het educatieve programma ‘e channel’ uit Manchester.
Q. Met dit programmaformat hebt u toen de start voorbereid?
FT. Ja. We hadden ons aanvankelijk in Villa Lindenheuvel in Hilversum ingekwartierd. Lex Harding en Ruud Hendriks zijn er toen bijgekomen en belangrijke medewerkers werden aangenomen. Onder hen waren Frank Eijken, Rik Rensen, Gene van Doorn, Conny Lakerveld en Edwin Wijma. Ton Okkerse werd gevraagd om een productiebureau op te zetten en om onderhandelingen te voeren met toeleverende facilitaire bedrijven. Filmrechten werden ingekocht en Nederlandse producties in opdracht gegeven. Er waaide echt wat je noemt een frisse wind. Toch moesten er eerst nog meer belangrijke horden worden genomen: enerzijds de procedure die door de Nederlandse staat bij de Nederlandse Raad van State aanhangig was gemaakt én het vergaren van het ontbrekende geld, omdat RTV immers slechts over een minimaal kapitaal beschikte.
Q. Dus alles kon nog verkeerd gaan?
FT. Nou en of. We hadden de startdatum op 2 oktober 1989 bepaald, op dezelfde dag waarop de Europese televisierichtlijn voor grensoverschrijdende televisie in werking trad -symbolisch dus. We waren er echter nog niet zeker van of de toegang tot de kabel in Nederland ons niet ontzegd zou blijven. De Nederlandse overheid had het commissariaat voor de media gevraagd om ervoor te zorgen dat wij niet in Nederland zouden kunnen uitzenden.
Toen gebeurde er iets bijna ongelooflijks: het Nederlandse commissariaat voor de media, onder leiding van Aart Geurtsen, besliste op 19 september 1989 dat RTL Veronique toegang tot de kabel diende te krijgen. TV10 kreeg de toestemming niet, omdat dit project als ontduiking van de mediawet werd beschouwd. In paniek probeerde de publieke NOS een voorlopige voorziening tegen de nieuwe concurrentie te krijgen. De tekst waarmee het dagblad ‘De Telegraaf’ het op 25 september 1989 op de voorpagina in grote letters aankondigde, luidde: ‘Veronique mag, TV10 niet’. Wij hadden deze slag gewonnen, maar nog niet de kijkers en de kijkcijferoorlog.
Q. Dat wil zeggen, nu was het zaak om de slag om de televisiekijkers te winnen?
FT. Precies. We hadden al voor meerdere miljoenen guldens schulden, contracten en verplichtingen, maar konden deze echter nog niet inlossen. CLT werd door deze situatie slachtoffer van haar eigen geluk en had geen andere keus meer dan nu spijkers met koppen te slaan. Eind september 1989 werd er in een spoedactie een aanzienlijke kapitaalverhoging doorgevoerd, de bedrijfsnaam omgedoopt in RTL Veronique S.A. en er werden leningen voor eenzelfde bedrag bij onze banken opgenomen. Het was als een droom. Er kon van start worden gegaan. Een dergelijk avontuur zou bij de huidige RTL Group en gezien de financiële controles en het financiële beleid gegarandeerd niet meer denkbaar zijn.
Q. Hoe hebt u het begin eigenlijk zelf beleefd?
FT. Op 2 oktober 1989 om 6 uur ’s avonds gingen we van start. De techniek, met aan het hoofd Paul Faber, startte de zender vanuit de Villa Louvigny in Luxemburg-Stad.
Ik zelf was in Hilversum in onze nieuw gehuurde kantoren in Kerkelanden met onze Nederlandse medewerkers en enkele Luxemburgers, onder wie Henri Roemer, Jean-Bernhard Zeimet en Lucien Linster, die bij de nieuwe zender de functie van technisch-operationeel manager vervulde. Het was een geweldige ervaring.
Q. En toen kwam de ontnuchtering?
FT. Ja, zoals al aangegeven, we hadden nog lang niet gewonnen. Vanwege de moeilijke juridische situatie hadden we ons geconcentreerd op een waterdichte juridische constructie, het programma-aanbod was echter nog magertjes. We hadden immers ook gerekend op TV10 als concurrent. Maar we sloegen ons er dapper doorheen. Lex Harding en Ruud Hendriks deden hun best met de ter beschikking staande middelen. Rik Rensen, hoofdredacteur van het RTL Nieuws, en René Oosterman, sportredacteur zetten nieuws- en sportuitzendingen op. Ik maakte gebruik van mijn relaties met de andere RTL zenders, hoofdzakelijk RTL+ en de directeuren Dr. Helmut Thoma en Marc Conrad, om hun ervaringen in te brengen en om programma’s te ruilen of te introduceren. De betrekkingen met RTL in Duitsland waren gedurende vele jaren vriendschappelijk, vruchtbaar en succesvol voor weerszijden. Eind 1989 hadden we een behoorlijk kijkersmarktaandeel van 10%, hoewel we de grootste moeite hadden om overal een plaatsje te krijgen op de kabelnetwerken. Drie medewerkers waren daarvoor fulltime bezig (Henk van der Vliet, Ferry Haveman en John de Jong). We hadden ook goede films en series, waren zeer succesvol bij de opbouw van onze nieuwsuitzendingen en bij spelletjes als ‘Prijzenslag’ met Hans Kazàn als presentator).
Q. Ten slotte werd RTL Veronique, nadien RTL 4, een groot succes?
FT. Ja, een gigantisch succes. Begin 1990 sloten we met Joop van den Ende een leveringsovereenkomst voor de productie van showformats die door de allerbekendste Nederlandse presentatoren werden gepresenteerd. Onder hen waren André van Duin, Jos Brink, Henny Huisman, Ron Brandsteder, Tineke de Nooij en Koos Postema. Het kostte ons echter helaas wel onze relatie met Veronica. Dat was jammer omdat ik een zeer goede werkverhouding met Lex Harding had, die toen vertrok. Het managementteam werd uitgebreid met mensen als Frank Vaessen, commercieel directeur, Dick van der Graaf bij IP, Ad M. Everaars, hoofd communicatie (die een goede werkrelatie opbouwde met zijn evenknie Peter Hoenisch bij RTL+) en Henri Tornambe, hoofd boekhouding.
De naam van de zender werd veranderd in RTL 4, gevolgd door een inmiddels legendarische laten vaak gekopieerde actie ‘Zet ‘m op 4’.
Er werd een goed gestructureerd programmaschema uitgewerkt door Bert van der Veer en Ruud Hendriks; grote Nederlandse amusementsshows, gepaard gaande met eersteklas films, series, nieuws en sport hadden van RTL 4 de brede amusementszender gemaakt die eigenlijk TV10 zou heten.
Ik vind het jammer dat CLT mijn voorstel van destijds, dat overigens ook door Joop werd ondersteund, om Joop van den Ende Productions op te kopen en met ons te laten fuseren, niet heeft opgevolgd. We waren van plan geweest te verhuizen naar de ruimten van Joop in Aalsmeer. Het toenmalige accountantskantoor ‘Arthur Andersen’ en ook CLT waren vanwege de toenmalige zwakke balansstructuur van Joop van den Ende Productions tegen. Dat was echt een vergissing, want de balansstructuur van RTL 4 was in het begin immers ook niet wat je noemt geweldig. Dit heeft in het vervolg tot een grote afhankelijkheid van en spanningen met Joop van den Ende Productions en later met Endemol geleid. Maar de geschiedenis kun je helaas niet overdoen.
Q. Waar staat RTL Nederland nu?
Daarop kan natuurlijk de huidige leiding van RTL Nederland het beste antwoorden.
Maar toen ik RTL4 eind 1994 verliet, hadden wij twee zenders (RTL 4 en 5), een productiemaatschappij (RTL 4 Productions) en een radiozender (RTL 4 Radio). De leningen waren volledig terugbetaald, de zender had een rentabiliteit voor belastingen van 30%. De twee televisiezenders samen hadden een kijkersmarktaandeel van 35%, het marktaandeel in televisiereclame bedroeg zelfs 52%.
In mei 1993 heb ik in een ‘Quo vadis RTL4?’ genoemd strategiedocument de strategische lijnen voor de toekomst uitgezet: extra zenders, investering in commerciële televisie in Vlaanderen, digitale betaalzenders, uitbreiding van de audiovisuele productie, direct-marketingdiensten enz. Het verheugt mij te constateren dat respectievelijk RTL Nederland en de RTL Group dit intussen volledig hebben geïmplementeerd. Tegenwoordig bestaat RTL Nederland uit 4 televisiezenders (RTL 4/5/7/8), de radiozender Radio538 en een aantal filialen met of zonder partners op het gebied van reclameverkoop, technische dienstverlening, audiovisuele productie en interactieve diensten (web, tekst, mobiel). Exact 20 jaar na het begin van RTL Veronique start op 2 oktober 2009 ook een nieuwe digitale RTL-zender, RTL Lounge genaamd. Ik ben er trots op samen met vele collega’s aan de opbouw te hebben meegewerkt en RTL 4 als algemeen directeur gedurende bijna zes jaar te hebben mogen leiden. Ik heb alle vertrouwen in de toekomst van het mediabedrijf en wens RTL Nederland nog veel succes in de komende 20 jaar.
Freddy Thyes was directeur televisie van CLT, algemeen directeur van RTL 4, directeur van de Europese televisieactiviteiten van SBS Broadcasting, directeur en lid van het directiecomité van mediaconcern Saint-Paul Luxembourg en is tegenwoordig werkzaam als zelfstandig media adviseur én als strategisch adviseur betrokken bij Luxe.tv.