Er is een stille revolutie aan de gang. Eerst was er het geluid via het web: downloaden van MP3’s en naar de radio luisteren via het internet zijn nu de gewoonste zaken van de wereld. Nu is het de beurt aan video. Streaming TV is big buisiness, omroepen en uitgevers experimenteren naar hartelust met deze techniek en nu de breedbandverbinding oprukt lijken de bomen tot in de hemel te groeien. Televisie via het world wide web kent echter veel varianten; een overzicht van de mogelijkheden. Half oktober zat Studio 24 op het Hilversumse Mediapark vol met zo’n vierhonderd belangstellenden tijdens het Cross Media Café over Streaming Media. Een teken aan de wand? Of is video via het net de nieuwe internet bubble?
Streaming
Eerst even wat feiten op een rij: we hebben IPTV (internet protocol tv), streaming video op het net en filesharing of downloaden. Bij de eerste hebben we het over reguliere TV-kanalen die in plaats van via kabel, satelliet of ether via de koperen telefoondraad de huiskamer binnenkomen. Daarvoor is dan wel een set-top box nodig die het digitale signaal zichtbaar maakt. Voordeel is dat naast het gewone aanbod ook extra diensten geboden kunnen worden, zoals live voetbal of films en TV-programma’s op bestelling (on demand). Versatel biedt sinds de zomer IPTV aan en KPN zal het in de loop van 2006 uitrollen. Voor de kijker maakt het niet uit dat de programma’s via IP binnen komen: hij of zij maakt gewoon gebruik van televisie en afstandsbediening.
Voor de andere twee geldt gaat het om video die je via je computer de huiskamer binnenhaalt. Bij streaming blijft het beeldmateriaal op de server van de eigenaar staan, maar het is op de eigen computer te bekijken. Dat kan zowel live als on demand, bijvoorbeeld op de website uitzendinggemist.nl. Een project als Wheelz TV van Sanoma uitgevers (met werkelijk alles met een motor op wielen) behoort tot deze categorie. Deze streamingdiensten kunnen gratis zijn of tegen betaling. In principe zijn ze voor iedereen met een breedband internet aansluiting toegankelijk.
Natuurlijk is de scheidslijn voor de consument niet altijd even duidelijk: aan de ene kant worden streaming sites als /geschiedenis ook als digitaal themakanaal via de kabel aangeboden, aan de andere kant is het makkelijk een koppeling te maken tussen de computer en het TV-toestel. Dat kan via een vrij kostbare oplossing als het Windows Media Center van Microsoft, maar ook via een simpele, maar effectieve manier als de PCzapper. Dat laatste bestaat uit wat software, een kabel en een afstandsbediening die alle IP-signalen zichtbaar maken op je televisie. Apple heeft met zijn Front Row software en afstandsbediening een soortgelijke oplossing.
Opmars
Stef van der Ziel is met zijn bedrijf Jet-Stream één van de pioniers op het gebied van streaming faciliteiten in ons land. Volgens zijn analyse zal streaming via de computer steeds belangrijker worden. Jongeren gebruiken het web meer dan de oude televisie: ze zitten slechts één uur per dag voor de buis (landelijk gemiddelde, meer dan drie uur), maar zitten drie uur achter hun computer. Daarbij maken ze in toenemende mate gebruik van streaming sites. Toch is dit soort consumptie nog slechts beperkt: bij deze jongeren duurt een web-TV kijksessie slechts vijf minuten, bij gewone televisie is dat 15 minuten. Voor webradio is het eveneens 15 minuten.
Smits zet in op de jeugd: “Onder de 25 heeft men de neiging de PC te gebruiken voor entertainment, voor muziek, games, films en radio en niet uitsluitend voor email en tekstverwerking.”
In de visie van Van der Ziel zal het streaming gebruik van het web aanzienlijk toenemen: dit jaar bestaat tussen de 20 tot 25 procent van het dataverkeer uit streaming, in 2009 zal dat ongeveer de helft zijn.
Aan de aanbodzijde verwacht Van der Ziel een grote groei van de kant van uitgevers, bijvoorbeeld Sanoma en Telegraaf. Ook zal busines-to-business en business-to-consumer steeds belangrijker worden. Denk verder aan universiteiten, overheden en ziekenhuizen die zowel intern als extern gebruik zullen maken van streaming video.
Ondanks de gigantische groei van het streamingverkeer wordt er niet heel vaak tegelijkertijd naar dezelfde stream gekeken: het aantal ‘concurrent users’ (gelijktijdige kijkers) dat in Nederland van streaming gebruikt maakt, ligt maximaal tussen de 20.000 en 30.000. Op het moment dat er veel gebruikers gelijktijdig naar één stream willen kijken kan dit problemen opleveren voor de aanbieder. Er wordt dan namelijk te veel gevraagd van de server.
De eerste ervaringscijfers over streaming zijn ook bekend. Tiscali verzorgde verslagen van Sail 2005 uit Amsterdam. Tijdens de vier dagen van het evenement in Amsterdam vroegen PC-kijkers 550.000 streams aan. PSV biedt streaming beelden van de trainingen. Volgens Peter Kentie, marketingmanager van de club, gaat het om 60.000 live streams plus 50.000 downloads per maand.
DutchView biedt via het StreamGate platform het grootste gedeelte van de streams van de publieke omroepen aan. Volgens Patrick Wildschut, verantwoordelijk voor webcasting bij het bedrijf, was de oorlog in Irak in 2003 de eerste keer dat er massaal gekeken werd naar streams. Daarnaast waren publiekstrekkers Tiësto in Concert in 2004 en Sensation van ID&T eerder dit jaar. En natuurlijk is nu Big Brother 5 de best bekenen site. Maar het grootste succes tot nu toe was Radio 555, de actiezender voor de slachtoffers van de Tsunami ramp. Op het hoogtepunt waren er 44.000 gebruikers en de gemiddelde kijktijd bedroeg één uur.
William Valkenburg, content manager van omroep.nl, vertelde tijdens hetzelfde Cross Media Café over de spectaculaire groei van de nieuwe activiteiten van de publieke omroepen. De site uitzendinggemist.nl is inmiddels een begrip geworden: in de maand september werden er maar liefst 2,8 miljoen streams opgevraagd. Een jaar geleden waren dat er nog maar 400.000. Uit de gebruikscijfers blijkt dat ‘prime time’ voor deze site ligt in het uur tussen 22 en 23 uur, sowieso vindt het gebruik vooral ’s avonds en in het weekend plaats. Op dit moment is het gegenereerde verkeer gemiddeld 800Mbit, met toppen tot 1 Gbit en recentelijk zelfs een record van 1,2Gbit. Dat betekent dat het groeiende aantal breedband aansluiting thuis er langzamerhand toe leidt dat er meer AV-consumptie via het web plaatsvindt. Kijken we naar het totale aanbod van de publieke omroepen, dan werden er in september in totaal 20 miljoen on demand streams opgevraagd. Dat is dan inclusief radio, archief en fragmenten.
Tot dusver hebben we het over reguliere streaming sites. Hierbij vraagt elke kijker zijn eigen stream op en kijkt vanaf de server van de aanbieder. Dat betekent dat hoe populairder een programma is, hoe meer data verkeer er plaatsvindt. En dat kan voor de aanbieder behoorlijk in de papieren lopen. Weliswaar zijn er aanpassingen in de netwerken mogelijk om dit verkeer in zo goed mogelijke banen te leiden en de belasting zo veel mogelijk te beperken, maar het principe blijft hetzelfde.
Filesharing
Natuurlijk is er ook nog een andere methode, die we al kennen uit de wereld van de MP3’s, namelijk filesharing. Een distributie methode die de netwerken op veel efficiëntere wijze benut en tevens de computer capaciteit van alle deelnemers gebruikt voor de verspreiding. Dat klinkt mooi, maar we hebben het hier natuurlijk over een techniek die zijn wortels heeft in de piraterij. Onderschat deze vorm van distributie echter niet. Peer to peer distributie (zoals filesharing ook wel wordt genoemd) is vele malen groter dan streaming. Vrijwel elke speelfilm is al voor de officiële release in de bioscoop beschikbaar op het net en van populaire Amerikaanse TV-series gaan er al honderdduizenden (!) exemplaren per afleveringen over het net. Een top-episode haalt zo tussen de 700 en 900 duizend shares – we hebben het dan in totaal over miljoenen programma’s die per week over het net vliegen. Efficiënt gebruik, maar wel illegaal. Toch is ook de BBC actief aan het kijken wat de merites zijn van deze techniek.
Tijdens het Cross Media Café vertelde Johan Pouwelse van de Universiteit van Delft over het iShare project. In zijn visie gaan we echt geen streams meer opvragen, maar is peer-to-peer of filesharing verreweg de beste manier TV-programma’s en films te distribueren via het internet. Oeps…dat is vloeken in de kerk, daarin de studio te Hilversum? We hebben het bij streaming van video toch over DRM (digital rights management, waarbij er betaald wordt voor een aantal kopieën, als dat krediet op is wordt het materiaal geblokkeerd) en dergelijke zaken. Niet over ongecontroleerd delen van programma’s. “Ik moet u waarschuwen”, begon Pouwelse zijn betoog, “u treedt toe tot de boze wereld van het internet.” In die boze wereld is de geest van piraterij allang uit de fles. Het lijkt dan ook geen gek idee om deze methodologie te harnassen en te gaan gebruiken voor officiële distributie. De BBC is daar al mee begonnen in het kader van haar iMP open source project. Met iShare hoopt Pouwelse nog een stap verder te gaan.
Met de introductie van video downloads via iTunes biedt Apple een fundamenteel andere oplossing. Hierbij maakt men gebruik van traditionele downloads. Tegen betaling en uitgerust met ingebouwd DRM, dat de download dus beschermt tegen illegaal kopiëren. Het aardige van dit model is dat de content eigenaren zich via de iTunes winkel rechtstreeks tot de consument richten. Ook dat heeft al tot de nodige onrust geleid bij de TV-stations die deze programma’s uitzenden en leven van de commercials die ze erbij verkopen. Deze wijze van programma’s distribueren kan ook andere businessmodellen schade berokkenen, zoals het toekomstige video on demand van de kabelmaatschappijen. Voordeel van het iTunes model is wel dat de eigenaren van het materiaal hun geld zien, maar tegelijk zet men wel de eerste stap om de ‘middle man’ te elimineren.
Wat de uiteindelijk vorm van distributie en businessmodellen ook mag zijn, streaming media is here to stay. Al was het alleen maar omdat we allemaal aan het breedband zitten en niet alleen maar naar statische websites willen kijken. Welke techniek de strijdt ook mag winnen, we zullen allemaal TV gaan kijken via het web. En we kunnen niet alleen kijken, maar zelf ook actief meedoen met videoblogs of vodcasts…
(Door Robert Briel; dit artikel is eerder verschenen in Broadcast Magazine)